Zolang ik me kan herinneren woonde boven ons Pietje Boef. Pietje was weduwnaar, droeg een bolhoed en was al verliefd op me voor ik geboren werd. Zodra ik kon kruipen, kroop ik die trap op (hij was ook altijd thuis). En daar was tijd. Daar was aandacht. Daar werd ik gezien, gehoord. Onvoorwaardelijk. Ik zie mezelf nog staan als achtjarige. Toppop aan. Luv. En ik shalalalade mee. Door de kamer. Zo volkomen vrij.
In relaties later moest ik hard werken om liefde van een ander te ontvangen. Jarenlang heb ik dat geloofd. Ik moest de sterkere zijn. Voor hem. Tot hij zover was. Mezelf vooral geen voorrang geven, dan was ik een egoïst. Constant in de wachtstand.
Nu denk ik: Wat een larie. Rationeel ook niet te verklaren. Want die sterke vrouw was ik al. Omdat ik het niet kon benoemen, trok het me telkens omver. Totdat ik zag wat ik deed.
Ik heb veel gereisd. Ook in 'gevaarlijke' landen. Dat werd me sterk afgeraden.
Terwijl: als ik iets geleerd heb op die reizen is het wel dat mensen hartelijke, lieve wezens zijn. Waar ook ter wereld. Daarom ben ik het zo fundamenteel oneens over hoe we met elkaar omgaan. Vanuit angst. Vanuit wantrouwen. Ook in mijn opvoeding. Het ging niet over vertrouwen. Het ging over galg en rad. Daar moest ik tegen beschermd worden.
Ik wil het anders. Ik wil vertrouwen. De mens is goed. Jij bent goed! Je bent hoogstens in de war door al die voorwaarden en ik help je graag in het ontknopen van die war. Zodat jij dat stralende, dansende, vrije kind weer vindt. Dát naar boven te kunnen halen. Daarin hoop ik voor jou ook een Pietje te kunnen zijn.
Dit Woordportret is gemaakt door Hildegard Bongarts